Midden in de nacht schrok hij wakker. Jan Wentinga kreeg geen tijd om de slaap uit zijn ogen te wrijven. Met donderend lawaai kwamen talloze vliegtuigen over. Staand

op het balkon van zijn hotelkamer zag hij hoe lichtbundels vanaf de stellingen de lucht afzochten. Links en rechts was geratel van luchtdoelvuur te horen. Het moesten Duitse vliegtuigen zijn, zo wist hij. De eigen luchtmacht beschikte niet over zoveel vliegtuigen. Bovendien vlogen alle toestellen van oost naar west.

‘Mijn God sta ons bij, wees met mijn vrouw en kinderen,’ prevelde Jan.

10 mei 1940. Het belooft een stralende lentedag te worden. Maar dan, in de prille ochtend… komen de moffen. Deze meest dramatische dag uit de Nederlandse geschiedenis zal rampzalige gevolgen hebben. Hitler had Duitslands westelijke buurlanden al in het najaar van 1939 willen overrompelen. Maar steeds, 18 keer, werd deze Blitzkrieg uitgesteld. Nu was het zover. Vanuit de Benelux-landen wilden de Duitsers oprukken naar Parijs. Nadat de Duitse legers zowel in het zuiden, midden en noorden van Nederland snel doorstootten, kwam er een kentering. In Den Haag slaagden Duitse luchtlandingstroepen er niet in om de regering en koningin Wilhelmina gevangen te nemen. In Rotterdam werden de Duitsers geblokt door een fanatiek Marinierskorps aan de Maasoever. En in Friesland hielden de Nederlanders stand bij Kornwerderzand op de kop van de Afsluitdijk.

Voor dit relatief succes van het Nederlandse leger moest ons volk een hoge tol betalen. Hitler en Göring besloten om Hollands verzet te breken en gaven opdracht tot een terreurbombardement op de prachtige Rotterdamse binnenstad. Dit vond plaats rond het middaguur van 14 mei 1940. 800 Rotterdammers lieten het leven. De nazi’s dreigden na deze oorlogsmisdaad ook Utrecht te bombarderen. Om burgerlevens te sparen zat er niets anders op dan onvoorwaardelijke overgave.

Eind vorige eeuw sprak ik uitvoerig met een tante die dit bombardement op haar straat in Rotterdam had meegemaakt. Al veel eerder vertelde mijn vader mij zijn herinneringen als domineeszoon in het Achterhoekse Varsseveld in de jaren ’40 – ‘45. Toen mijn grootvaders dagboek over zijn tijd als veldprediker in ‘39-‘40 aan de Grebbelinie ook nog eens boven water kwam, zat ik boordevol inspiratie voor mijn roman ‘10 mei 1940.’

Behalve op de grote historische gebeurtenissen is deze roman dus gebaseerd op familiedagboeken en – verhalen uit die bewogen periode.

Een drama dat in dit boek wordt beschreven is in de geschiedenis redelijk onderbelicht gebleven. Het betreft een vergelding van de nazi’s in Varsseveld voor een aanslag die was gepleegd door een lokale verzetsgroep. Als represaille werden vijftig onschuldige burgers door een nazi-vuurpeloton vermoord.

Dat en veel meer narigheid was de nasleep van die 10e mei, 77 jaar geleden; een dag die lente en zon beloofde, maar dood en leed bracht aan duizenden gesneuvelden, gewonden en nabestaanden. Hij kenmerkt als geen andere dag in de Nederlandse geschiedenis de pijnlijke herinnering aan oorlog, gebrek en verdriet. Tegelijkertijd is hij voor ons land en zijn inwoners een baken van hoop op een wereld van werkelijk duurzame vrede.

 

Uit: ’10 mei 1940′, prijs € 14,90