Zij voeren lang langs de kust. Dat kwam omdat ze varend langs de kust van het eiland de stroom en de wind tegen hadden. Er moest veel geroeid worden. Als dit een eiland is, vroeg Olav zich af, hoe groot moet dan Avondland zijn? Het zwijgen op de schepen zei genoeg. De mannen wilden aan land en hadden zo hun twijfels over de mening van de roerganger. Maar toen de zon de ochtendnevel had opgelost, zagen ze dat de landhorizon brak. Ze stuurden langs het eiland en allen waren vol ontzag over het inzicht van de roerganger. Nadat ze het eiland hadden gerond, viel de wind stil.
‘Dat is een teken dat het vaste land niet veraf kan zijn,’ zei de roerganger. De Zilveren Draak voer in tweede positie. De roeiers zetten zich opgewekt aan de riemen. Alsof ze de wind volop in de zeilen hadden, zo snelden de langschepen door de zee. De zee die een baai zou kunnen zijn, of een binnenzee. Iedereen voelde dat Avondland dichtbij was.
Na uren roeien gaf Harald opdracht het tempo te matigen. Hij zag het zweet in dikke druppels langs de slapen van zijn mannen stromen. Hun blote basten glansden in de zon. Er waren al vijf roeiers uitgevallen met kramp. Harald keek vragend naar zijn roerganger, maar deze keek onafgebroken naar het westen. De roeiers deden lappen om de handen en bedekten hun schouders. Hun vertrouwen in de roerganger bleef ongebroken en ze zetten, dit keer op alle schepen tegelijk, een overwinningslied in. De kracht van de zon begon al af te nemen, toen de roerganger naar de voorplecht liep. Het gezang, alle gepraat en elk geluid verstomde. Eendrachtig gingen de riemen op en neer. De roerganger zette zijn handen achter elkaar, als een zonnescherm boven zijn wenkbrauwen.
‘Aaaavondland!’ De langgerekte schreeuw van de mastjongen van het voorste schip schalde als een overwinningskreet over zee.
foto © R. Hicker
Recente reacties