De keerzijde van topdiploma’s

Twintig jaar geleden werd het begrip ‘boomer’ gereserveerd voor mensen geboren in de periode ’45 – ‘50’. Nu echter blijkt die periode opgerekt met vijf jaar: tot ’55 dus. Bovendien is er ook sprake van uitbreiding in betekenis. Je kunt nu (meestal door een jonger persoon dan jezelf) het zwijgen worden opgelegd met de term: ‘ok, boomer’, ook als je niet ouder bent dan een jaar of vijftig. Die term betekent zoiets als: hou je bek, fossiel.
Los van scheldpartijen, bedreigingen, beledigingen, zie je op sociale media steeds meer dooddoener-termen. Behalve boomer zijn dat o.a.: deuger, gutmensch, wappie, schaap, pensionado, grijze witte man. De termen hebben de bedoeling elk debat tussen aangeduide en aanduider te smoren. Je bent een deuger of een boomer en daarom is de discussie klaar. Je bent belachelijk, fout en af. Jammer dan.
Niet echt een prettige of vruchtbare gedachtewisseling, zal ik maar zeggen.
Het is veel mooier, uitdagender en ook leerzamer om het bij argumenten te houden. Niet op de persoon te spelen, maar consequent op de bal. met een vleugje humor graag. Dat het dan onbedoeld toch wel eens persoonlijk kan worden opgevat, a la, het zij zo. Daar heb je dan de scheids voor. Moderatie, iemand anders laten meelezen, andere twitteraars die commentaar geven. Even goede vrienden, ook al zijn we het niet eens. Een basisregel voor democratisch debat, wellicht een hoeksteen van beschaving, een fundament voor vrede.
Het was de tijd van leraar-stakingen. Scholen sloten op de dag van de staking. Leerkrachten en leerlingen trokken naar het Malieveld. Daar vond een demonstratie plaats tegen de werkdruk en voor meer salaris. Dat eerste vond ik begrijpelijk. Maar de discussie die ik voerde met iemand uit het onderwijsveld betrof het tweede. Ik had opgezocht wat een beginnend leerkracht verdiende in het basis- en voortgezet onderwijs. Dat viel me best mee en leek me een behoorlijk salaris. Bovendien wees ik op de vaak betere secundaire arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid die leerkrachten hebben ten opzichte van werkers buiten het onderwijs. Daarop was mijn tegenstrever in het debat ontploft. Ik vergeleek appels met peren. Iedereen wist dat primaire arbeidsvoorwaarden heel wat anders waren dan secundaire. Toen ik stelde dat de doorsnee sollicitant voordat die koos voor bepaald werk het hele pakket arbeidsvoorwaarden – primair, secundair en overig – zorgvuldig vergeleek en woog, haakte mijn hoogopgeleide debatpartner af met ‘ok boomer’.
Het onderwijs in ons rijke land heeft een hoge vlucht genomen. De meeste ouders stuwen hun kinderen tegenwoordig op naar het ‘hoogst haalbare’: een wetenschappelijke graad in een economisch gewilde universitaire richting. Het tegenstrijdige hierbij is dat we enerzijds weten dat intelligentie niet afhankelijk is van een behaald diploma, terwijl we anderzijds toch per se dat diploma wensen. Ook omdat dat diploma een bepaalde garantie biedt op een hoog startinkomen. Maar dat hoge startinkomen maakt een dienst of een product ook extra duur. En de universiteiten raken overbelast. We zijn met onze focus op de waarde van topopleidingen en topdiploma’s misschien wel het belangrijkste een beetje kwijtgeraakt: gedrevenheid, plezier, voldoening. Inmiddels heeft de wal het schip gekeerd. Omdat de meeste jonge mensen een wetenschappelijke studie nastreven, is ambachtelijke arbeid onderbemenst geraakt. Een loodgieter is anno nu even duur als een tandarts, en nog schaarser ook.

Afbeelding van TAMGRA via Pixabay